Tekst
Winter.
De wegen zijn bedekt met een dik sneeuw tapijt, De bomen met het winter rijp. De grachten, zonder boten, zijn bevroren. Vogels zoeken water in een wak. Een gure wind waait door de straten.
Sloten ligt er wat verloren bij. Het muzeum is gesloten, De molen draait niet weer, De terrassen aan de Voorstreek zijn verlaten, Geen boot meer op het Sloter meer.
Sloten, zomers druk en vol toeristen Gaat in winterslaap. Genietend van een welverdiende rust, Trekt zij zich onder een dikke , Witte deken terug.
De inwoners echter zij slapen niet. Het ijs is daar en dan begint de winterpret, De schaatsen komen uit het vet. En waar zomers boten varen, Ziet men nu de Slotenaar Op zijn dunne ijzers hele tochten maken.
Sloten, met zijn sneeuw bedekte wegen, Afgedrukt op menig aanzichtkaart, Een parel in de winterzon gelegen. Ik woon hier en dat is mij heel veel waard.
|